Maar liefst zeven keer prijst Prediker de vreugde (simcha) aan (2:24-26; 3:12-13; 5:17-19; 7:14; 8:15; 9:7-10; 11:7-10).
In de joodse traditie wordt zijn geschrift dan ook gelezen tijdens het Loofhuttenfeest, het seizoen van de vreugde. Deze dringende oproep heeft zijn wortels in de Tora, waar de levensvreugde ook wordt geroemd (Deut. 26:11) en een vreugdeloos leven wordt vervloekt (Deut. 28:47). Vandaar dat Prediker een dringende oproep doet om vreugde en genoegen te beleven op het moment dat je daarvoor de kans krijgt (11:9). En het is verdrietig als mensen geloof en kerk vaarwel zeggen omdat ze daarin geen vreugde ervoeren. Volgens Prediker is de oproep om van het leven te genieten juist een wijze les in de geloofsopvoeding voor wie jong is. Vreugde is altijd gedéélde vreugde.
Ze verbindt met anderen en in het bijzonder met God, die blijdschap uitdeelt als een bijzonder geschenk. In al je zwoegen de vreugde te vinden, die de schepper aanreikt, is een kunst: leef in zijn wereld als een uitgenodigde gast (12:1). Vreugde denkt niet aan morgen, maar ontvangt blij in het heden. Wie het ‘zwitserlevengevoel’ uitstelt tot later, mist niet alleen veel, maar raakt ook zomaar teleurgesteld. Levensvreugde begint in het kleine en eenvoudigste: genieten van eten en drinken. De levenskunst ligt daarbij niet in plat plezier of egoïstisch genoegen (2:1vv.), maar in dankbaar genieten van wat God heeft gegeven (2:24-25). Wie veel bezit, kan daar lang niet altijd van genieten (6:1-2). Het is God zelf die de speciale gave van het genieten aanreikt, als tegendeel van het zwoegen onder de zon.