Hedendaags thema

Duurzaamheid gaat over het behoud van een leefbare aarde. In onze tijd hebben we te maken met een groeiende wereldbevolking die steeds meer consumeert en het aardse ecosysteem ernstig verstoort. Het aantal en de variatie in dieren en planten nemen snel af. Broeikasgassen zorgen voor opwarming van de aarde. Verontreiniging van grond, water en lucht neemt alsmaar toe. Zulke problemen kent de Bijbel niet. Toen deze werd geschreven, leefden nog maar weinig mensen op aarde; fossiele brandstoffen werden nauwelijks gebruikt, afval was organisch en verteerde vanzelf, grote gebieden waren niet of nauwelijks door mensen beïnvloed. Natuur was er in overvloed en vaak bedreigend voor mensen. Kun je voor zo’n hedendaags thema als duurzaamheid wel bij de Bijbel te rade gaan?

Wereldbeelden

In het hedendaagse wereldbeeld staat de mens boven of zelfs buiten de rest van de aardse werkelijkheid; sinds de renaissance kwam het menselijk individu steeds meer centraal te staan in de cultuur. De moderne tijd maakte een scheiding tussen mensen en natuur, tussen (menselijke) geest en materie. Die scheiding is vandaag de dag zo vanzelfsprekend dat ze vaak in de Bijbel teruggelezen wordt. Ten onrechte.
Dat het aardse ecosysteem zo verstoord is geraakt, komt mede doordat moderne mensen zichzelf niet meer zien als onderdeel daarvan. We nemen meer van de aarde dan ze aankan, omdat we de aarde zijn gaan beschouwen als een voorraad grondstoffen en hulpbronnen voor eigen gebruik. Nu we de aarde verwoesten, ontdekken we weer hoe we van haar afhankelijk zijn. Menselijk leven is onmogelijk zonder dieren en planten, water en lucht. De aarde blijkt geen machine met mensen aan de knoppen, maar een organisme waar mensen deel van uitmaken. Als het om duurzaamheid gaat, is niet het Bijbelse maar het moderne wereldbeeld een probleem. De Bijbel kan juist helpen dit op te lossen. Wel kijken christenen verschillend aan tegen de ecologische crisis.

Visies op Bijbel en duurzaamheid

Sommige christenen zien duurzaamheid niet als een belangrijk thema, omdat ze juist een nieuwe hemel en een nieuwe aarde verwachten (Jes. 65:17; Joël 3—4; Mat. 24:2; Marc. 13:31; 2 Petr. 3; Op. 20:11). Ter verduidelijking: ‘hemel en aarde’ is het begrippenpaar dat in de Bijbel gebruikt wordt waar wij zouden zeggen ‘het heelal’ of ‘alles wat bestaat’ (Kosmologie). Deze teksten worden echter ten onrechte gebruikt als excuus voor ecologische onverschilligheid. Nieuw betekent hier namelijk niet dat hemel en aarde vervangen worden. Ze worden vernieuwd. Dat past bij de oproep tot bekering om zo mee te werken aan de vernieuwing die God tot stand zal brengen.


Anderen plaatsen de geschiedenis van God met mensen tegenover de natuur. Zij leggen alle nadruk op de verlossing van mensen, waarbij de rest van de wereld hoogstens achtergrond is. Zo maken ze niet alleen mensen, maar ook God los van de schepping. Soms baseren zij zich op teksten waarin God grenzen stelt aan of strijdt tegen natuurmachten. Maar de Bijbel stelt de strijd tegen bedreigende natuur niet anders voor dan de strijd tegen vijandige volken. God schrijft andere volken of andere schepselen niet af.
Weer anderen lezen ons gebrek aan duurzaamheid direct terug in bepaalde teksten. In het verhaal van de zondeval staat dat de akker vervloekt is om wat de mens gedaan heeft (Gen. 3:17). En Hosea stelt wangedrag van mensen aan de kaak en zegt dan: ‘Daarom is het land in rouw gedompeld en bezwijken al zijn inwoners, mét de dieren van het veld en de vogels van de hemel; zelfs de vissen in de zee sterven uit’ (Hos. 4:3). Het is mogelijk dat Hosea in zijn tijd getuige is geweest van het verdwijnen van diersoorten. Overbejaging kwam ook toen voor, net als vissterfte door droogte of gif in het water. Deze teksten beschrijven echter niet onze milieuproblemen. Wel laten ze zien hoe nauw de relatie was en is tussen mensen en de grond waarop we leven.

Rentmeesterschap en zorg voor de schepping

Een gangbare manier om de Bijbel ‘groen’ te lezen, is vanuit begrippen als rentmeesterschap en zorg voor de schepping. Rentmeesterschap gaat terug op Calvijn, en wel op zijn uitleg van Genesis 2:15: ‘De HEER God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken.’ Calvijn zegt hierover dat iemand met zijn akker om moet gaan als Gods bezit, waar hij goed voor moet zorgen, zodat de grond niet uitgeput raakt en zijn nakomelingen ook nog van de opbrengst kunnen eten. Over alles wat mensen bezitten zijn ze rentmeesters van God, zegt hij. De gedachte dat mensen de hele aarde zouden kunnen beheersen, kwam waarschijnlijk pas na Calvijn op. Technologische ontwikkelingen en het gebruik van fossiele brandstoffen maakten een steeds grootschaliger exploitatie van de aarde mogelijk. De opdracht om te heersen over de aarde – ‘bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen’ (Gen. 1:28) – werd gebruikt als rechtvaardiging daarvoor. Rentmeesterschap ging betekenen dat de mens bij het beheersen van de aarde verantwoording schuldig is aan God (Rentmeesterschap?).

Mensen en andere schepselen

Het beeld van de mens die voor de schepping moet zorgen, al dan niet als rentmeester, blijft vaak in het frame van de mens die buiten de schepping staat. Het kunnen nuttige termen zijn, maar alleen als ze geplaatst worden in het bredere beeld van de relatie tussen God en de schepping en de plaats van mensen daarbinnen. In de Bijbel is de mens schepsel tussen andere schepselen. Het begrip natuur in onze betekenis – alles wat niet menselijk is en niet door mensen gemaakt is – kent de Bijbel niet. Mensen en dieren worden vaak in één adem genoemd. In het Hebreeuws is er zelfs een uitdrukking voor: kol-basar. Hiermee wordt bedoeld: alle lichamelijke wezens. In het verhaal over de zondvloed (Gen. 6—9) gaan mensen en dieren samen in de ark en sluit God een verbond met Noach en zijn nakomelingen en óók met alle dieren, zelfs met de hele aarde. Dieren zijn verbondspartners. Mensen moeten zorgen voor hun medeschepselen, zowel voor de grond als voor de dieren. Daarvan getuigen de opdracht om te heersen (Gen. 1:26-28) en te ‘bewerken’ en ‘waken over’ (Gen. 2:15), de sabbatswetten die ook het vee en de grond rust gunnen (Ex. 20:8-11; Ex. 23:10-11; Leviticus 25:1-7) en alle regels om dieren te beschermen (bijvoorbeeld Deut. 22:4,10 en Dieren en de Bijbel).

In de Bijbel heeft God een relatie met alle schepselen. Dat blijkt uit het verbond in Genesis 9 en ook uit verschillende psalmen, teksten van profeten en de Bergrede. God geeft water en voedsel aan de bomen en de wilde dieren (Ps. 104), aan de vogels en de lelies (Mat. 6:26-28). Heel de levende en niet-levende natuur wordt opgeroepen om God te loven: ‘Bergen, breek uit in gejuich, en ook jullie, bossen met al je bomen’ (Jes. 44:23), ‘Loof de HEER, bewoners van de aarde, zeemonsters en oceanen, vuur en hagel, sneeuw en rook’ (Ps. 148:7-8). Als mensen God loven, doen ze dat in het koor van de hele schepping. Dat is voor moderne mensen een vreemde gedachte, maar past wel bij het besef dat we onlosmakelijk verbonden zijn met de hele aarde.
De schepping wordt vaak verbonden met de wijsheid van God. Vrouwe Wijsheid is eerstgeborene van de schepping (Spr. 8:24-25) en nodigt de mensen uit bij haar in de leer te gaan (Spr. 1:20-23). Deze teksten komen terug in het Nieuwe Testament als Jezus zegt ‘leer van Mij’ (Mat. 11:28-30) en als Christus ‘eerstgeborene van heel de schepping’ genoemd wordt (Kol. 1:15). Ook het begin van het Johannes-evangelie schetst Christus als schepper. Voor een goed begrip hiervan is het belangrijk om te beseffen dat schepping in de Bijbel niet beperkt is tot een begin: God is voortdurend scheppend en onderhoudend aanwezig. Gods wijsheid is in de schepping, verbonden met Christus.

Conclusie

Als het gaat om duurzaamheid corrigeert het Bijbelse wereldbeeld het onze. Het idee van de mens die boven de aarde staat en met behulp van techniek alles naar zijn hand kan zetten, is niet terug te voeren op de Bijbel. De Bijbel geeft juist een in deze tijd noodzakelijke relativering van de plaats van mensen. Alles wat leeft en bestaat is met elkaar verbonden en van elkaar en van God afhankelijk. God staat centraal. Mensen zijn respect verschuldigd aan God, de schepper, en dus ook aan hun medeschepselen.