Wetenschap bestaat niet in de Bijbel. Beter gezegd, je zult er geen beschrijvingen vinden van wat wij tegenwoordig wetenschap noemen, en zeker geen beschouwingen over hoe geloof zich tot wetenschap verhoudt. De moderne wetenschap zoals wij die kennen, ontstond pas vanaf de zestiende eeuw, hoewel er al een basis voor was gelegd in de klassieke oudheid en de middeleeuwse kloosters. Zaken die voor ons vanzelfsprekend bij wetenschappelijke kennis horen – systematische observatie, experimenteren, een zo neutraal mogelijk buitenstaandersperspectief, objectiviteit en waardenvrijheid –wijken vaak af van hoe de Bijbel schrijft over weten en kennen. Hooguit kun je zeggen dat sommige vormen van technologische of ambachtelijke kennis in de Bijbel onder wijsheid vallen.

Kennis in de Bijbel

In zowel het Oude als het Nieuwe Testament ontstaat kennis door ervaring van en betrokkenheid bij het onderwerp van de kennis. Ook de persoonlijke ontmoeting met een ander mens of met God leidt tot kennis. De kennis die je zo opdoet, heeft altijd elementen van subjectieve ervaring en beleving. Kennen is in de Bijbel bovendien een activiteit. Het is geen passieve toestand waarin je feitelijke informatie, ervaringen of gevoelens met betrekking tot het onderwerp hebt en in herinnering kunt roepen. Kennis is in de Bijbel gericht op handelen: wie God echt kent, vreest Hem ook. Bij echte kennis hoort zelfs zorg en liefde voor datgene wat je kent. De herder die zijn schapen kent (Joh. 10), zorgt ook voor ze. Als God zegt dat Hij weet hoe het volk Israël lijdt (Ex.3:7), stuurt Hij direct Mozes om het volk uit Egypte te bevrijden.

Sciëntisme

De gedachte dat wetenschappelijke kennis de beste of zelfs de enige vorm van kennis zou zijn, is een ongewoon idee in de Bijbel. Maar tegenwoordig is die ‘verabsolutering’ van wetenschappelijke kennis, vaak sciëntisme of wetenschappelijk imperialisme genoemd, wel gangbaar. Veel populairwetenschappelijke boeken (en niet alleen die van ‘nieuwe atheïsten’ als Richard Dawkins, Daniel Dennett en Sam Harris) gaan er stilzwijgend van uit dat je voor echte kennis alleen bij de natuurwetenschappen kunt aankloppen. Voor aanhangers van sciëntisme tellen andere bronnen van kennis niet volwaardig mee. Persoonlijke ervaring, intuïtie, geesteswetenschappelijke reflectie, literatuur, kunst, het geweten en zeker goddelijke openbaring moeten wijken voor wat de natuurwetenschappen zeggen.

Hoewel sciëntisme in bepaalde kringen populair is, valt er ook kritiek op te geven. Ten eerste hebben alle wetenschappen niet-wetenschappelijke kennis nodig, want onze gewone alledaagse waarnemingen en onze intuïtie zijn de brandstof voor wetenschap. Zonder onze zintuigen en ons gezond verstand zouden we geen meetinstrumenten kunnen aflezen, geen experimenten kunnen bedenken en geen theorieën kunnen onderbouwen. Dus als die totaal onbetrouwbaar zouden zijn, zou wetenschap nooit kennis kunnen opleveren. Natuurlijk filteren en verbeteren wetenschappelijke methoden de waarnemingen en intuïties die eraan voorafgaan, maar zonder een basis van betrouwbare input kan dat nooit kennis opleveren.

Ten tweede spreekt sciëntisme zichzelf tegen. De stelling dat de natuurwetenschappen onze enige of beste bron van kennis zijn, is zelf geen uitkomst van natuurwetenschappelijk onderzoek, maar een filosofische stelling, die je alleen met filosofische argumentatie aannemelijk kunt proberen te maken. Als je het sciëntisme dus helemaal accepteert, moet je sciëntisme direct verwerpen!

Als je het zo bekijkt, zit achter sciëntisme eigenlijk een denkfout. Natuurwetenschap is enorm succesvol in het produceren van een bepaald soort kennis, die zeer behulpzaam is om de diepere structuur van de wereld beter te begrijpen en om nieuwe technologieën en andere toepassingen te ontwikkelen. Maar het gaat mis als je uit dat succes concludeert dat alle kennis net zo zou moeten zijn als natuurwetenschappelijke kennis. Een vergelijking: het feit dat hardlopen een heel effectieve manier is om je conditie op peil te houden, betekent niet dat alleen activiteiten die net zo vermoeiend en belastend zijn als hardlopen dat kunnen.

Verschillende vormen van kennis naast elkaar

Toch moeten we ook weer niet doorschieten in het andere uiterste en doen alsof wetenschappelijke kennis onverenigbaar zou zijn met Bijbels denken over kennis. Vanaf de late middeleeuwen hebben veel wetenschappers de Bijbel gelezen als inspiratiebron en aanmoediging voor de beoefening van wetenschap. In tegenstelling tot wat in andere oud-oosterse culturen werd geloofd, zijn de aarde en de hemellichamen in Genesis 1 Gods schepping en daarom zijn ze zelf niet goddelijk. Je kunt ze dus vrij bestuderen zonder daarmee heiligschennis te plegen. Sterker nog: wetenschappelijke bestudering van de natuur levert kennis van God op, want ‘de hemel verhaalt van Gods majesteit’ (Ps. 19:2) en Gods ‘onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken’ (Rom. 1:20). Verschillende vormen van kennis kunnen bovendien prima naast elkaar bestaan en elkaar zelfs verrijken. Kennis door vertrouwdheid en persoonlijke betrokkenheid kunnen de objectieve beschouwende blik aanvullen. Dankzij wetenschap kennen we de chemische samenstelling van water. Dat doet niets af aan het genot van een koud glas water op een warme dag. Tot op de dag van vandaag ervaren veel gelovige wetenschappers het doen van onderzoek dan ook als een manier om hun schepper beter te leren kennen.