De zin van wat God doet
1 Wie heeft wijsheid? Wie kent de verklaring van de dingen? De wijsheid straalt een mens van het gezicht en verandert strenge ogen in een milde blik.
2 Ik geef je deze raad: Volg de bevelen van de koning op, zoals je hebt gezworen tegenover God. 3 Onttrek je niet aan zijn gezag, voorkom problemen. De koning doet wat hem behaagt, 4 zijn woord is wet. Is er iemand die hem rekenschap kan vragen van zijn daden? 5 Een wijs mens leeft zijn geboden na en heeft geen kwaad te duchten. Ook doet hij alles op de juiste tijd, want hij weet: 6 voor alles wat gebeurt is er een juiste tijd. Een zware last is dat, voor ieder mens. Het is een kwade zaak, 7 want niemand weet wat komen zal en hoe het later wordt. Wie kan daar iets over zeggen? 8 Niemand heeft macht over zijn adem, geen mens kan tegenhouden dat zijn adem vergaat. Niemand heeft macht over de dag waarop hij sterft, geen mens ontvlucht het slagveld van de dood. En ook het kwaad – het zal zijn dienaren niet redden. 9 Dit alles heb ik vastgesteld gedurende de tijd dat ik aandachtig keek naar alles wat gebeurt onder de zon, en zag dat een mens zijn macht misbruikt om een ander kwaad te doen.
Happy jump by girl in nature
10 Ik heb ook gezien hoe zondaars naar het graf werden gedragen. Op de heilige plaats werden ze in het graf gelegd en ze verlieten onder eerbetoon het leven. Maar de rechtvaardigen werden vergeten in de stad. Ook dat is enkel leegte. 11 Omdat een slechte daad niet snel bestraft wordt, is een mensenhart maar al te snel tot het kwaad geneigd. 12 Een zondaar kan wel honderdmaal kwaad doen en toch vele jaren leven. Natuurlijk weet ook ik: het zal een mens die ontzag voor God heeft goed vergaan – want hij heeft toch ontzag voor God? 13 Een zondaar daarentegen zal het slecht vergaan: de schaduw van zijn levensdagen zal niet lengen – want hij heeft toch geen ontzag voor God? 14 Maar is het hier op aarde niet een grote leegte dat rechtvaardigen ten deel valt wat zondaars verdienen, en zondaars wat rechtvaardigen verdienen? Ook dat – zeg ik – is leegte. 15 Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken tegoed doet en geniet. De vreugde is zijn metgezel wanneer hij zwoegt op elke levensdag onder de zon die God hem heeft gegeven.
16 Ik zocht met heel mijn hart naar wijsheid. Alles wat de mens op aarde onderneemt, wilde ik doorgronden. Nooit geeft hij zijn ogen rust, dag noch nacht, 17 maar de mens is niet in staat, zo heb ik ingezien, de zin te vinden van alles wat God doet onder de zon. Hij tobt zich af en zoekt ernaar, maar hij vindt hem niet, en al zegt de wijze dat hij inzicht heeft, ook hij is niet in staat de zin ervan te vinden.
Prediker 8:15
Maar liefst zeven keer prijst Prediker de vreugde (simcha) aan (Pred. 2:24-26; Pred. 3:12-13; Pred. 5:17-19; Pred. 7:14; Pred. 8:15; Pred. 9:7-10; Pred. 11:7-10). In de joodse traditie wordt zijn geschrift dan ook gelezen tijdens het Loofhuttenfeest, het seizoen van de vreugde. Deze dringende oproep heeft zijn wortels in de Tora, waar de levensvreugde ook wordt geroemd (Deut. 26:11) en een vreugdeloos leven wordt vervloekt (Deut. 28:47). Vandaar dat Prediker een dringende oproep doet om vreugde en genoegen te beleven op het moment dat je daarvoor de kans krijgt (Pred. 11:9). En het is verdrietig als mensen geloof en kerk vaarwel zeggen omdat ze daarin geen vreugde ervoeren. Volgens Prediker is de oproep om van het leven te genieten juist een wijze les in de geloofsopvoeding voor wie jong is.
Vreugde is altijd gedéélde vreugde. Ze verbindt met anderen en in het bijzonder met God, die blijdschap uitdeelt als een bijzonder geschenk. In al je zwoegen de vreugde te vinden, die de schepper aanreikt, is een kunst: leef in zijn wereld als een uitgenodigde gast (Pred. 12:1). Vreugde denkt niet aan morgen, maar ontvangt blij in het heden. Wie het ‘zwitserlevengevoel’ uitstelt tot later, mist niet alleen veel, maar raakt ook zomaar teleurgesteld. Levensvreugde begint in het kleine en eenvoudigste: genieten van eten en drinken. De levenskunst ligt daarbij niet in plat plezier of egoïstisch genoegen (Pred. 2:1vv.), maar in dankbaar genieten van wat God heeft gegeven (Pred. 2:24-25). Wie veel bezit, kan daar lang niet altijd van genieten (Pred. 6:1-2). Het is God zelf die de speciale gave van het genieten aanreikt, als tegendeel van het zwoegen onder de zon.